Floris Prims, de stadsarchivaris die elke Antwerpenaar dankbaar moet zijn voor zijn opzoekingswerk met betrekking tot  de historie van Antwerpen (gepubliceerd, zowel wetenschappelijk  als in kranten, tijdschriften, en schier eindeloze reeksen), was naast historicus in hart en nieren ook heel erg rooms-katholiek.  Hij was per slot van rekening een geestelijke, een kanunnik.

En waarschijnlijk had hij het zelf niet  altijd in de gaten, maar als hij punten aanraakt waarin het rooms-katholicisme van de Antwerpenaar wordt gecontesteerd (in vraag gesteld, om het met een germanisme te zeggen), dan komt zijn roomse ziel plots naar voren, de  ware aard: Zijn stadsgeschiedenis is ook apologetiek. Drie voorbeelden waar zijn vooringenomenheid zijn blik vertroebeld:

1. Antwerpen is in de 16de eeuw eigenlijk altijd rooms-katholiek gebleven
2. Antwerpse protestanten zijn altijd ‘import’
3. De eerste protestantse dominee (ds. Winckel) was ‘slecht gezien’

  1. Algemeen bekend is zijn consistent volgehouden poging om aan te tonen dat de protestantse beweging in de 16e eeuw, allochtoon was: hetzij ‘Ollands’ (propanda en import vanuit het Noorden), hetzij ‘Hugenoots’ (vluchtelingen uit het Zuiden). De gewone Antwerpenaar bleef – dixit kanunnik Prims – onder dat alles wat hij was: rooms-katholiek. Deze visie  is al lang gedeconstrueerd, m.n. door Jan van ROEY, en op academisch niveau heel zeker door de grote studie van dr. Guido MARNEF over Antwerpen in de 16e eeuw. (NB: de protestantse propagandistische visie dat zo goed als iedereen in Antwerpen calvinist was in de tweede helft van de 16de eeuw, evenzeer! Mensen zijn wel wat complexer dan dat).
  2. Een minder bekend voorbeeld van hetzelfde (minimalisering van de protestantse invloed en impact) is zeer opvallend aanwezig als hij de geschiedenis beschrijft van het Annuntiatenklooster aan de Lange Winkelstraat (sinds 1821 protestantse kerk, Antwerpiensia 1934/8e reeks, 1935, nr. 47; De Kerk der Annonciaden) en in zijn algemene studie over de protestantse kerken in de 19e eeuw (onderdeel van zijn Stadsgeschiedenis). De historische schets over de toewijzing van het vervallen kloostergebouw aan de protestanten klopt op zich wel (zeker naar de kennis die men ervan had in 1934), maar de feiten/getallen die hij noemt zijn tendentieus. Zo moet en zal de protestantse gemeente klein en on-Vlaams zijn en blijven.
    Bijv: Prims meldt de cijfers van een politieonderzoek in 1815: Er worden 46 protestanten geregistreerd in de vier stadswijken. Dat zal juist zijn, maar 1815 is nu niet perse een representatief jaar voor de Antwerpse geschiedenis. Hij had ook 1829 kunnen nemen. Dan is die minieme groep al zodanig gegroeid dat er drie predikanten zijn en men uitkijkt naar een grotere kerk, omdat zelfs met meerdere vieringen op zondag alle in Antwerpen wonende protestanten niet meer aan hun trekken kunnen komen. Ik vermoed dat Prims dat wel wist, maar het is voor hem van geen belang, omdat de protestanten ‘naar Belgische opvatting allen vreemden, d.i. buiten de oude Belgische provinciën geboren waren.’ (p. 371). In de ogen van Prims is Antwerpen een ‘van nature’ katholieke stad en zulks tot-in-eeuwigheid-amen. Dat mag Prims denken, maar als geschiedschrijver zou het verstrekken van informatie toch het minimum moeten zijn. Die vreemdelingen waren tussen 1815-1830 nu eenmaal geen vreemdelingen, maar onderdanen van het … vooruit: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Naast overheidspersoneel en duitstalige autochthonen (zie andere bijdragen op deze website)  waren er veel soldaten in Antwerpen-Noord gelegerd. Hele bataljons waren protestant en moesten/wilden dus ‘s zondags naar de kerk, Nederlands- en Duitstalig, desgevallend Franstalig. Er is godsdienstvrijheid of niet. Dat had Prims toch gewoon kunnen schrijven.Enfin, weglaten mag, maar:
  3. Beschamender is zijn ad hominem argumentatie tegen de eerste predikant, ds. Winckel, van wie hij zonder enige bron te citeren boudweg beweert, ‘dat hij minder goed gezien was’. Dat zal zeker het geval geweest zijn, bij meneer pastoor bijv. maar dat ligt niet aan de persoon van Ds. Winckel (zie zijn uitgestoken hand in de inwijdingsdienst, oecumensich avant la lettre). Prims heeft waarschijnlijk de afscheidspreek  van Ds. Winckel gekend. Die is tegen zijn zin verplicht op pensioen gesteld (leeftijdsclausule uit het reglement voor de Hervormde Kerk: 70 jaar). De impliciete opmerkingen in zijn afscheidsrede die hiernaar verwijzen, heeft Prims (en hij niet alleen) blijkbaar zo gelezen dat ds. Winckel verwikkeld was in een bitter conflict met de kerkeraad. De notulen van de kerkeraad en een iets aandachtiger lezing van zijn afscheidspreek (ik zal die nog publiceren) zouden hem op andere gedachten hebben kunnen brengen. Ook het feit dat ds. Winckel van Duitse origine is, wordt tegen hem gebruikt. Jammer.

Ter vervollediging: In 1832 zijn er nog steeds 643 protestanten in Antwerpen (Prims p. 372). Dat is niet bijzonder veel, maar toch ook niet niets, als je bedenkt dat op dat moment de Hollandse kolonie van Antwerpen quasi geheel uit de stad is verdwenen. Het duurt nog tot 1842 tot er weer een Nederlandse predikant in Antwerpen wordt aangesteld. Ondertussen is er wel een Duits-Franse dominee actief sinds 1832, ds. Sebastien Spoerlein. De Families Lemme, Kreglinger en Osterrieth zitten in de kerk…

 

 

 

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *