Jacob Proost

Wat voorafging

1519-1521: dat waren wonderjaren geweest in Antwerpen. De nieuwe prior Jacob Proost (van Ieper, studiegenoot van Luther in Wittenberg, en volgens laatstgenoemde ‘wel ter tale’ met z’n prediking, met z’n pastoraat en niet te vergeten met z’n boekproductie (vertalingen van de belangrijkste werken van Luther over boete, biecht, sacramenten, 10 geboden, het christelijk leven, uitgegeven merendeels bij Claes de Grave (Cammerpoorte) het klooster van de Augustijnen tot epicentrum van de vernieuwingsbeweging gemaakt, die in de toenmalige kerk actief was. Er wordt een klacht tegen hem ingediend bij de landvoogdes (Margaretha van Oostenrijk/Savoye), en zij geeft Frans van der Hulst (raadsheer van Brabant) de opdracht die te onderzoeken. Die lokt hem onder de belofte van een disputatie naar Brussel, waar hij in de gevangenis belandt. Daar wordt hij door enkele theologische zwaargewichten uit Leuven (prof. Nicolaas van Baechem – beter bekend als Egmondanus, en Latomus) ondervraagd. Ook de biechtvader van Karel V, Johannes Glapio, moeit zich ermee. Hen is alles eraan gelegen om de ketterij in de kiem te smoren, zo spoedig mogelijk een herroeping, weer in het gareel… De doodstraf dreigt altijd. Proost kraakt en herroept.

word vervolgd